Rehobothkerk Info
1. Ontstaan van de kerk
De gemeente is oorspronkelijk ontstaan in de tijd van de Doleantie (1886). Er liggen in de gemeente dus geen raakvlakken met de Afscheiding. Als 'dolerende gemeente' klaagde zij over de leerstellige en kerkrechtelijke misstanden in de Nederlandse Hervormde Kerk. De gemeente werd op 22 april 1889 als Nederduitsche Gereformeerde Kerk gesticht. Ze ging in 1892 mee met de Vereniging en heette sindsdien Gereformeerde Kerk te Twijzel.
In 1944 vond in Nederland de Vrijmaking plaats. Daarin ging het om een zich vrijmaken van bindende synodebesluiten van de Gereformeerde Kerken in Nederland, die dwingend aan de kerken werden opgelegd. Zo moest onder meer van een dopeling worden verondersteld dat hij/zij wedergeboren was. Er waren uiteraard meer zaken, die echter voor de grote lijn van dit overzicht niet apart genoemd hoeven te worden. Op 17 september 1945 maakte ds M.A.J. van Putten en de meerderheid van de kerkenraad zich vrij van de synodebesluiten van 1939-1944. Van die tijd af heet de gemeente Gereformeerde Kerk (onderhoudende art. 31 K.O.) (later: Gereformeerde Kerk vrijgemaakt).
Binnen deze kerken was uiteraard geen ruimte voor de "veronderstelde wedergeboorte" bij het dopen van de kinderen. Maar het bleek al snel dat daar iets anders voor in de plaats kwam: de "gestelde wedergeboorte". Een kind dat gedoopt was, was dùs een kind van God. Deze opvatting kwam voort uit een verkeerd verstaan van het verbond Gods. Er ontstond een soort verbondsautomatisme, waarbij het oude en vertrouwde gezegde dat "het genadeverbond wèl erfgoed was, maar de genade níet", uit het oog werd verloren. Dat betekende dar er geen sprake kon zijn van tweeërlei zaad van het verbond, namelijk zij, die wederbaard worden, zich bekeren en tot geloof komen, en zij die het verbond breken in volhardend ongeloof.
In 1962 werd kandidaat K. van den Belt als predikant te Twijzel beroepen. Voordat hij dit beroep aannam, stelde hij de kerkenraad de vraag of deze wel opgemerkt had, dat de kern van zijn prediking anders was dan de gangbare in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. De kerkenraad antwoordde bevestigend en beweerde juist díe prediking te begeren. Kand. van den Belt neigde veel meer naar de Christelijke Gereformeerde Kerken en met name prof. G. Wisse, die op de noodzaak van waarachtige wedergeboorte wees en het bevindelijk element in de prediking voorstond.
Aanvankelijk ging alles goed in de gemeente; men had veel met ds van den Belt op. Gaandeweg kreeg men in de gaten dat ds van den Belt niet de typisch vrijgemaakte leer van zijn voorganger, ds C. Trimp, leerde, maar in de prediking wees op wedergeboorte en geloof, en daartoe op de toeleidende weg, waarlangs de bondeling kind van God werd, leerde.
Inmiddels was de aard van zijn prediking ook in de omgeving bekend, waardoor meerdere mensen uit andere kerkverbanden hier ter kerke kwamen.
Dat vermeerderde de inmiddels ontstane ergernis in de gemeente tegen de prediking van ds van den Belt. Er kwam verzet, dat zich meer en meer toespitste en tenslotte zelfs een georganiseerde vorm aannam, onder meer van een financiële boycot. Ook in de classis Dokkum begon verzet te rijzen, zodat ds van den Belt bijna niet meer gevraagd werd voor het vervullen van vacaturbeurten.
Tenslotte werd door twee kerkenraadsleden een klaagschrift wegens "onschriftuurlijke prediking" tegen ds van den Belt ingediend bij de classis Dokkum. Na meerdere vruchteloze vergaderingen werden deze kerkenraadsleden op 28 september 1967 in het gelijk gesteld. Hoewel in dit klaagschrift geen enkel Schriftbewijs werd aangevoerd voor de herhaalde beschuldiging, heeft de classis oordeel geveld en daarmee ds van den Belt en de meerderheid van de kerkenraad veroordeeld.
De eigenlijke oorzaak van het conflict, namelijk het Schriftuurlijk-bevindelijke element in de prediking, werd door de classis opzettelijk buiten bespreking gehouden. Hoewel de meerderheid van de kerkenraad (de everhouding was 6 tegen 2) herhaaldelijk, zowel schriftelijk als mondeling, aandrong om de belangrijke zaak van de prediking te behandelen, ja, zelfs aanbood om enkele geluidsbanden beschikbaar te stellen, weigerde men stelselmatig daarop in te gaan.
Het gevolg was dat de kerkenraad de gemeente het volgende moest meedelen (reeds was door de classis besloten om ds van den Belt opnieuw t "examineren", met een beroep op het ondertekeningsformulier voor predikanten): "De kerkenraad kan om 's Heeren wil niet langer op deze heilloze weg, waarop de classis ons wil leiden, voortgaan en heeft besloten, al de in deze zaak genomen classisbesluiten naast zich neer te leggen en voorts zich te onttrekken aan alle uit het classicaal kerkverband voortvloeiende verplichtingen". Dit besluit dateert van 3 oktober 1967. Aanvankelijk hoopte de kerkenraad de hulp te krijgen van de rest van het kerkverband, hetgeen niet is gebeurd.
Gevolg van deze mededeling was dat de twee klagers met de meerderheid van de gemeente 's zondags afzonderlijk gingen vergaderen in een schoolgebouw. Nadat zij hun lidmaatschapsbewijzen hadden opgevraagd en daarmee uiteraard alle eventuele aanspraken op kerkelijke goederen kwijtraakten, was de breuk een voldongen feit.
De gemeente bleef tot 1973 voortbestaan als Gereformeerde Kerk vrijgemaakt (buiten verband), maar nam toen de huidige naam aan en werd daarmee een rechtspersoon.
Tussen beide kerkenraden is nog enkele jaren een ongeregelde correspondentie geweest, maar deze is na 1973 gestaakt.
De Vrije Gereformeerde Kerk heeft enkele jaren geleden opnieuw samensprekingen met de Gereformeerde Kerk vrijgemaakt van Twijzel-Kollumerzwaag gevoerd, waarbij helaas niet veel resultaten zijn geboekt.
Datum gewijzigd 06 augustus 2007
|