Kerkblad
Meditatie uit het juni 2006-nummer
Pinksteren: feest van vernieuwing
Hand. 2:18
(Meditatie in Kerkblad van Nederlands
Gereformeerde Kerken, 9 juni 2006)
Pinksteren is het feest van vuur en spreken. Het vuur van de Heilige Geest wordt uitgestort op de discipelen. De zwijgende discipelen hebben na de hemelvaart de zaken op orde gesteld door hun getal weer tot twaalf uit te breiden. Vanaf de Pinksterdag is de zwijgplicht opgeheven! De discipelen moeten er nu op uit. Petrus en Johannes, maar ook de tien anderen. Het evangelie moet gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken. Dan komt het einde (Matth. 24:14).
Het is de Koning van de kerk die zèlf zijn Geest uitstort op zijn discipelen. Van nu af zijn ze echt apostelen. Ze worden uitgezonden door de Here Christus. Slaven van Christus in dienst van het Evangelie.
Is het niet treffend dat de tekst voor de eerste preek van Petrus uit de profeet Joël juist gaat over slaven en slavinnen (zie tekst boven). Slaven waren vaak buitenlanders, die ten behoeve van rijke Joden werden ingevoerd op de sla-venmarkt te Jerusalem werden verhandeld. Ze werden als van weinig waarde beschouwd; slechts Samaritanen waren verachterlijker dan slaven. Het waren de rechtelozen van de oude dag, die trouwens toch nog drie rechten hadden: ze rustten op de sabbat, ze namen deel aan de paschaviering, en ze mochten niet aan een heiden worden verkocht.
Er is echter een verschil met de slaven van de markt. En met de slaven uit Joël 2:28. Daar wordt gesproken over `de' slaven. In de tekst van Petrus staat `Mijn'. Dat is iets rijks. Als we naar de apostelen kijken, dan waren het niet vele wijzen en edelen, maar steeds weer teleurstellende discipelen van Jezus. Op de pinksterdag zijn ze niet maar slaven, maar `Mijn slaven', met andere woorden toegerust door Mij met de Heilige Geest. En daardoor bekwaamd tot het dienstwerk, waartoe Christus hen roept.
Uiteraard geldt dat niet alleen voor de discipelen. Allen die de Here Jezus als hun Borg en Middelaar omhelzen, ontvangen de toerusting met de Heilige Geest. We zien dat al als Petrus en Johannes voor de Raad gedaagd zijn en terugkeren bij de gemeente, op het dankgebed hoe ze allen met de Heilige Geest vervuld worden. Waarom? Opdat zij het Woord van God met vrijmoedigheid zouden spreken.
Er wordt in onze tijd veel aandacht gevraagd voor de Heilige Geest. We willen `meer van de Geest'. We spreken over een nieuwe uitstorting van de Geest in een doods en versteend kerkelijk en persoonlijk leven. We bidden om een opwekking in kerk en volk. We willen spreken `in de Geest'. Er worden hele conferenties aan gewijd, ook in onze kerken. Hebben we ons wel eens afgevraagd waar deze begeerte vandaan komt? En waarom dat uitgerekend in dit tijdsgewricht zoveel aandacht trekt? In onze tijd is er immers een hunkering naar spiritualiteit, naar geest-elijkheid. Zou deze tijdgeest nu ècht van de Here God komen?
De vraag mag gesteld worden of de aandacht die er thans is voor de Heilige Geest, niet een losmaken van Geest en Woord is. Wij leerden vroeger: „de Heilige Geest heeft geen eigen dictaat”. Dat blijkt op Pinksteren. Het zijn slaven die erop uit gezonden worden om de Christus te prediken. En daarin komt de Heilige Geest méé. Hij bekwaamt daar ook toe. Zó wordt de Kerk van Christus gebouwd en mogen we als pinksterchristenen leven, wetend dat we in Christus toeleven naar een machtige toekomst!
Ook op Pinksteren gaat het om het `solus Christus', alléén Christus. Hij is de inhoud van het Woord. Hij is het die Zijn Geest heeft uitgestort. Opdat op aarde de kerk leert bidden:
Kom, Schepper Geest, bezoek Uw kerk
met al het heil van Christus' werk!
|